Op 19 februari heeft minister Kamp vragen beantwoord over verduurzamen van elektriciteit inkoop met Garanties van Oorsprong (GvO) certificaten. U kunt deze beantwoording hier vinden. Die vragen kwamen vooral naar aanleiding van een artikel in het AD: “Grote steden kiezen massaal voor kolenstroom”. In dit artikel werd de suggestie gewekt dat vrijwel alle grote steden niet duurzame stroom hadden ingekocht. Die zienswijze is vooral gebaseerd op onvolledige begrip en verkeerde verwachtingen van het GvO systeem. Hieronder legt minister Kamp de werking van het GvO systeem uit:
“De implementatie van het systeem van garanties van oorsprong (GvO’s) is een verplichting die voortkomt uit de EU-richtlijn 2009/28/EG. In dit systeem is de mate van duurzaamheid van de fysieke levering (‘commodity’, de fysieke stroom die geen groen- of grijswaarde bezit) losgekoppeld van de administratieve levering. Dit is nodig omdat het niet mogelijk is de elektriciteit van een specifieke productielocatie over het elektriciteitsnetwerk naar een specifieke afnemer te transporteren. De enige groene stroom is stroom waar administratief een GvO tegenover staat. Uit het nieuwsbericht blijkt dat de genoemde steden en provincies dit op orde hebben. Het feit dat de ingekochte stroom afkomstig is van een leverancier die ook stroom produceert met een kolencentrale, wil niet zeggen dat de stroom die deze leverancier aan de consument levert fysiek of administratief grijs is. Er bestaat een onderscheid tussen het aankopen van de commodity en de aankoop van de GvO. Hoewel beide producten vaak gebundeld worden verkocht, bestaat er voor beide een aparte markt. Dankzij deze gescheiden markten kan een energieleverancier een stroomproduct samenstellen uit de commodity en een GvO waar een klant, zoals een lokale overheid, voor kan kiezen.”