Wind op land: meer vooruitgang dan ooit, maar nog niet op schema

Op 18 maart 2016 heeft minister Kamp door middel van de Kamerbrief Monitor Wind op Land 2015 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de realisatie van windenergie op land. In het Energieakkoord uit 2013 is afgesproken dat 6.000 MW opgesteld vermogen gerealiseerd moet zijn in 2020. Iedere provincie heeft een aparte doelstelling gekregen, waarbij rekening is gehouden met de beschikbare ruimte in de provincie. Zo heeft de relatief kleine en dichtbevolkte provincie Utrecht een veel lagere doelstelling voor het opgesteld vermogen dan bijvoorbeeld de noordelijke provincies.

De Monitor Wind op Land 2015 geeft een gemengd beeld. Enerzijds is het opgesteld vermogen in 2015 toegenomen met 16,8 procent naar 2.950 MW. Dit is de grootste toename ooit. Ook is het opgesteld vermogen dat (vrijwel) zeker gerealiseerd gaat worden in 2020 aanzienlijk toegenomen: van 3.750 naar 4.574 MW. Nog eens 668 MW wordt waarschijnlijk gerealiseerd, maar het is de vraag of dat lukt vóór 2020. Dan resteert nog 758 MW (ca. 13 procent) waarvan de realisatie nog onzeker is en veel inspanning nodig is om knelpunten op te lossen en procedures spoedig te laten verlopen. Daarnaast blijkt uit de monitor dat het merendeel van de provincies achter ligt op schema.

Kortom, de ontwikkeling van windenergie in Nederland versnelt, maar er is nog veel werk aan de winkel om de doelstelling voor 2020 te halen.